Steven Lamshouck was nu ook opgestaan, hij steunde met de handen op tafel om in evenwicht te blijven, want ook hij had reeds te veel gedronken.
Geschrokken stond Anna Swaerdemaeckers tussen de mannen. Zij waren beide goede klanten, die iedere dag de herberg bezochten voor een middagmaal of om een glas te drinken. Hulpeloos, wat smekend keek zij naar Philippe de Haen. En opeens zag zij z’n donkere ogen mild worden en haar toelachen. Hij pakte z’n koppelriem met het rapier van de stoelleuning, nam z’n schoudermantel van een haak en zei:
„Ter wille van u, Anna Swaerdemaeckers. Maar ik hoop één ding... dat ik nog eens mag komen ruimen om deze heer Steven Lamshouck de herberg uit te slepen. Gegroet!”
Met lenige passen beende hij naar buiten, bleef even staan op het drukke Damrak, haalde diep adem om z’n drift te onderdrukken en sloeg een steeg naar de Nieuwendijk in. In een klein Frans eethuis wilde hij opnieuw een middagmaal bestellen, hij had genoeg van die Hollandse zelfgenoegzaamheid en gemeenzaamheid. Het speet hem voor Anna Swaerdemaeckers, maar ook zij had schuld door met iedereen goede vrienden te willen blijven. Goed, het was niet gemakkelijk om erkend te worden als bazin na jarenlang dienster te zijn geweest. Maar dit ging te ver... te ver... te vèr... driftig rammelde hij aan de deurklink, voordat hij met een forse zwaai opende. Ook deze herberg was vol. Maar Philippe de Haen glimlachte opeens om z’n herwonnen kalmte en het geroezemoes in het Frans. Frans... de taal van zijn moeder, een taal die hij even goed sprak als het Hollands. Zijn ogen zochten een plaats, er stond iemand op en kwam naar hem toe. Nog meer mannen rezen op om hem te begroeten. Philippe de Haen lachte nu verheugd, hier voelde hij zich thuis. Hij deed altijd eerlijk zijn best om z’n ouders gelijk te achten, maar toch... het Franse bloed van zijn moeder overheerste. Twee mannen pakten hem onder de oksels, lachten, klopten hem vrolijk op de schouders en trokken hem mee naar hun tafel in het midden van de herberg.
En Philippe de Haen, de zoon van twee werelden, zat neer te midden der Hugenoten...
De Beurs was afgelopen. Drommen kooplieden en reders verspreidden zich over de Dam, dan door straatjes en stegen naar kantoren en pakhuizen of naar hun woningen voor een middagdutje. Zij waren
27