hem keek. Niemand van hen wilde het misprijzen riskeren van deze grote Amsterdamse opdrachtgevers voor allerlei werk.
Ook Siebe Montanus, de secretaris van de Amsterdamse Admiraliteit, stond stil voor 'De Lenteblom’. De statige wat dorre oude heer in z’n ouderwetse zwarte kleding tuurde ernstig naar binnen. Daarna liep hij verder, maar keerde plotseling op zijn schreden terug en stapte de herberg in. Even verstomde het geroezemoes. Degenen, die aan de lange tafel zaten, rezen op om hun hoeden met een brede zwaai te lichten als groet voor de machtige secretaris. Onmiddellijk was Anna Swaerdemaeckers bij hem en presenteerde hem de schaal haring. Hij aarzelde, toen nam hij bescheiden een haring en voordat hij er van at, zei hij:
„Op uw welzijn, waardin! ”
De grootkoopman en reder Eliazer Pluym schoot toe met een glas brandewijn en bood dat de secretaris aan. Siebe Montanus weerde af en zei hoffelijk:
„’t Spijt me, reder, maar de dokter heeft mij sterke drank verboden. En daar ik nog wat langer leven wil, vooral nü, zal ik mij aan zijn verbod houden.”
Het werd stil in de herberg. Ondanks drukte en geroezemoes hadden velen toch die paar woorden 'vooral nü’ scherp gehoord.
„Vooral nu?” vroeg Eliazer Pluym ongerust, „is er iets... nu?”
Siebe Montanus stapte verder de herberg in, monsterde met zijn ernstige grijze ogen de nu stille nieuwsgierige mannen en antwoordde langzaam:
„Heren, de reder Gerrit Huygensz van Rotterdam, die zaterdagavond zijn stad verliet om u dit visfestijn te bereiden, bracht ook nog iets anders mee naar Amsterdam. Ik verzoek u uw kalmte te willen bewaren. Een haringbuis van Gerrit Huygensz meldde hem, dat Maerten Tromp bij Dover is slaags geraakt met Blake. Dat betekent oorlog... oorlog met Engeland... oorlog met een doodsvijand.”
Er viel een glas.
De jonge koopman Simon de Bye had het uit zijn hand laten vallen, toen hij na deze woorden ontdaan op de onderste tree van de wenteltrap was gaan zitten. En hij jammerde:
„Here, Here... vier schepen heb ik op zee... dit is mijn ondergang... dit is mijn ondergang.”
Hij had zijn hoed afgezet en liet die moedeloos tussen zijn knieën hangen. Langzaam schudde hij het hoofd, terwijl hij met betraande
19