De Soete Bazinne

Titel
De Soete Bazinne

Jaar
1960

Pagina's
314



van de onderschout was bang. Altijd moest zij daar over praten. Die oude Hillegie, iedereen die luisteren wilde, vertelde zij van haar angsten in dat donkere huis op de Nieuwendijk. Vreemd die angst... vreemd dat huis van Pieter Ravesteyn... wat tekenen die vensters zwart, wat schemeren de witte kalkvoegen tussen de metselstenen.

Een vreemde mengeling van werkelijkheid en droom overmeesteren Anna Swaerdemaeckers... de vensters knipperen opeens als ogen, zij vloeien ineen en verworden tot één grijnzende mond... de tandeloze mond van Ysbrandt de Graef... Een benige vinger komt boven de vensterbank van Anna’s kamer, wordt langer en langer, wijst naar haar, komt op haar af...

Anna Swaerdemaeckers gilt en zit opeens rechtop in bed, haar hart bonst, zij zweet. Ze kijkt rond in de schemerige kamer, ziet duidelijk de vertrouwde meubels. Dan staart zij weer naar buiten, naar de vensters van Pieter Ravesteyns huis. Weer begint haar hart te jagen en ze weet, dat het nu niet door een nachtmerrie wordt veroorzaakt... daar... daar... het licht, het dwalende licht van oude Hillegie, die door angst bezeten is en nu weer alle kamers gaat doorzoeken met een brandende vetkaars. Nu is ze in de kamer van de onderschout... hij is weer niet thuis, vannacht. Anna Swaerdemaeckers wordt weer rustig, dwaas die hartkloppingen om oude bange Hillegie.

Ze vlijt zich weer langzaam neer in bed en houdt de handen in de nek gevouwen, glimlacht nu. De vreemde sfeer is geweken. Zij denkt weer klaar aan dagelijkse dingen, aan Pieter Ravesteyn...

Morgen zal hij weer breed en zwaar binnenstappen om zijn glas ochtendbrandewijn te drinken. Hij zal weer onderzoekend rondkijken met z’n roodbruine ogen, diepliggend, wat verscholen achter zijn bolle wangen. Z’n stugge kuif, z’n knevel en z’n sikje tussen onderlip en kin... werkelijk het is geen harmonie. Baviaan noemen hem de meiden...

Anna Swaerdemaeckers wordt opeens warm van schrik. Verbeeld je! Hij zou dat eens horen! In het blok zou hij ze laten sluiten, hij zou ze laten geselen in de kelders onder het raadhuis... God... wat kan hij wreed kijken. Hoe lang kent zij hem nu al... Mensenkinderen wat werd zij oud... zij zag hem weer als tienjarig weeskind... en zij was zeven. En het was St. Nicolaasavond... dat jaar waren zij uitverkoren om het feest mee te mogen vieren in het huis van Meindert Dobbesz de notaris, voorzitter van het college der regenten van Aalmoezeniers. En joffer Aegte Dobbesz met haar streng gezicht

13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.