„Wat wil je? Wat betekent die optocht? Willen jullie me vermoorden? Koken als een kreeft?” riep hij.
„Je moet toch geholpen worden? Je hebt je toch weer bevuild?” „Ik?... Hoe kom je daarbij, ik ben zo schoon als een engeltje.”
„Het stinkt hier,” zei Anna dof.
Hij lachte onaangenaam, bewoog een dorre lange vinger heen en weer boven de deken rand in de richting van het kamergemak, sloot weer één oog en zei tergend: „Daar... netjes d’r in. Als een braaf jongetje.”
Met een vlugge stap was Anna Swaerdemaeckers bij de stoel, lichtte het deksel op en keerde vol walging het gezicht af.
„Breng dat alles maar weer terug, meiden. En schoonmaken.”
Dirckje legde het beddegoed op de zware balpoottafel, Jannegie plaatste de kom op de grond, toen pakten zij het gemak en droegen het voorzichtig de kamer uit.
„Ga je kippetje maar eten, Anna,” zei Ysbrandt de Graef treiterend, „en vergeet mijn pap niet... pap!! Als ik dat contract met de duivel had kunnen sluiten, dan had ik nu twee kapoenen kunnen verslinden, met donkere bloedrode wijn! Ah... Anna wat is die God van jou een hardvochtig heer.”
„Waarom deed je dat, Ysbrandt? Waarom bedierf je ons middagmaal? Waarom liet je ons al dat werk voor niets doen?”
Hij richtte zich moeizaam op, keek haar spottend aan en zei: „Hebben jullie spijt?”
„Waarvan?” vroeg Anna verwonderd.
En heel langzaam zei hij met vonkende ogen:
„Dat jullie vandaag geen naakte kerel mochten zien!”
Met één stap was zij bij zijn bed, boog zich voorover en siste: „Smeerlap, je hebt geen contract met de duivel nodig. Je bent ’m zelf!”
Toen draaide ze zich om, snelde de kamer uit. En achter de deur hoorde zij hem gierend lachen. Ze rilde... hij was de duivel. En daarmee had zij een contract.
Die nacht kon Anna Swaerdemaeckers de slaap niet vatten. Het was warm, de bedompte lucht in haar slaapkamer wilde niet wijken door de open vensters, de zoele juninacht bracht geen verkoeling. Vanuit haar bed keek zij op de achtergevel van het huis van Pieter Ravesteyn, de onderschout. De luiken waren niet gesloten, de oude huismeid
12