Isaäc de Fuentes

Titel
Isaäc de Fuentes

Jaar
1952

Pagina's
324



Jannetje wil flink zijn, maar ze kan slechts fluisteren:

‘Het is mijn tijd, mijnheer.’

Nog steeds zegt Isaac geen woord. Hij gaat naar zijn secretaire, waarop een kaars haar warme gloed verspreidt en opent het deksel. Daar liggen een beurs en een brief, Jannetjes loon en getuigschrift. Zij staat nu naast hem voor de schrijftafel en hij ziet van terzijde op haar neer.

‘Dit is. . begint hij, maar hij kan verder niets zeggen. De grote, trotse Isaac slikt, wacht enige ogenblikken en hervat dan: ‘Neem dit, het is mijn geld, versta je goed, Jannetje, geld van Isaac de Fuentes en niet van de oude reder Van Sliedrecht!’ Met moeite heeft hij het gezegd en nerveus wrijft hij langs wangen en baard. Jannetje kijkt naar de beurs en de brief. Wanneer zij haar hand ernaar zal uitsteken en het nemen, dan is alles onherroepelijk. Zij kan er niet toe besluiten, blijft er naar staren, minutenlang, terwijl Isaac naast haar staat, groot en onbeweeglijk. Dan draait ze zich langzaam naar Isaac, het hoofd gebogen als een onderdanig kind. ‘Ik kan niet,’ zegt ze eenvoudig en heft het hoofd niet op.

Isaac staat er nog steeds, doodstil. Hij heeft dit gehoopt in de momenten dat zijn trots minder hevig was, maar het nimmer geloofd, van deze sterke vrouw. Eindelijk heft hij met de rechterhand haar kin omhoog en kijkt in de zachte, betraande ogen, betoverend mooi door het warme kaarslicht.

‘Jannetje, ik .,’ stamelt Isaac. Zij staat dicht tegen hem aan en heeft haar hoed losgeknoopt en afgezet. Ze kijkt steeds naar hem op, naar zijn ogen, zijn haar, zijn voorhoofd, zijn baard, zijn mond en zij ziet, dat hij over haar heen naar de muur staart, waarop hun beider schaduwen ineen vloeien.

En Isaac ziet op de muur een ondeelbaar ogenblik en toch oneindig lang een kleine vrouw met kastanjebruine haren on grijze, klare ogen, zich vastklampend aan het want van een schip, dat wegzinkt in de golven en hij hoort haar roepen, zo duidelijk dat hij het nimmer meer vergeten zal:

‘Isaac! Eli!’

Tranen vloeien over Isaacs wangen en het is Jannetje, die ze bet met haar zakdoekje dat ook haar tranen heeft gedroogd. ‘Kom, laten wij flink zijn,’ zegt ze zacht, ‘de tijd haalt en brengt en ik ben tevreden met dit.’

Isaac neemt haar beide handen, buigt het hoofd en kust ze innig.

79
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.