‘Toch zullen velen het als een mitswe beschouwen, als zij ze herbergen,’ houdt hij koppig vol.
De Fuentes komt tussenbeide en zegt:
‘Misschien heeft mevrouw gelijk. Wordt het echter een kwestie van geld geven, dan moet ik U nu reeds zeggen, dat daar geen sprake van kan zijn. Uitbesteding van logies is een kwestie van de reders en zal door hen worden betaald. Mijn bedoeling is plaats te vinden, opdat deze mrnsen voor korte cijd een dak zullen hebben en dat zullen wij vergoeden. Iets anders is de hulp, die niet in geld uitgedrukt kan worden en dat is nu de hoofdzaak van mijn bezoek.’
‘Dan zal het veel gemakkelijker zijn,’ antwoordt Rebeca, ‘wat zullen zij zich uitsloven, als het geen vuile boel geeft en bovendien niets kost.’
Jacob springt op van kwaadheid. Het gebeurt hem haast nooit, maar nu moet hij toch de kamer uitgaan om een driftbui te onderdrukken. Hij is echter spoedig gekalmeerd en komt schuchter weer binnen om stil te gaan zitten. Hij kijkt tersluiks naar zijn vrouw, die doet of er geen onderbreking is geweest en met haar diepe alt zakelijk voortgaat:1 Ik begrijp de rompslomp niet, groepen mensen over een stad te verspreiden en daarna weer te verzamelen. Waarom huurt Uw firma geen groot gebouw? Of een van Uw schepen kan toch wel dienst doen?’
De Fuentes kijkt met belangstelling naar deze merkwaardige vrouw en plotseling ziet hij het leven van Jacob. Rebecca beheerst haar man, haar gezin en haar mans zaken. Zij heeft een koel en nuchter verstand, hoewel zij bij tijden zal kunnen mijmeren en dromen over bepaalde dingen Zij laat man en kinderen schijnbaar voortleven zoals zij dit wensen, zoals zij ook de zaken en dingen zich laat ontwikkelen, totdat zij opeens ingrijpt met een harde hand.
‘Mijn bezoek schijnt mij opeens overbodig. De oplossing van Uw vrouw is de juiste en w»ij kunnen rustig over andere dingen gaan praten.’
‘Toch niet! Al is de materiële kant zo te regelen, de geestelijke niet. U heeft het gezegd: de mensen behoeven ook andere steun voor zulk een reis, zoveel kleine, prettige dingen, die zo niet op te sommen zijn. De kerk doet niets.’
Jacob schuifelt w^eer zeer nerveus op zijn stoel, kucht en strijkt geagiteerd zijn baardje.
70