reders Van Sliedrecht, en ook Jan. De oude Van Sliedrecht, dat was een waaghals, dat was een slecht mens. D’r moest een schip naar Java, met kanonnen en munitie voor het leger. Dat werd daar weer opgericht, toen de Engelsen weggetrokken waren. De oude Van Sliedrecht had het schip uitgerust en deel in de lading genomen. Vader was jaren kapitein bij de heren en is zelfs voor hen blijven varen op smokkelschepen, toen de Fransen ons land bezet hielden. Vader zei tegen de oude heer: ‘Dat schip is te verrot voor zo’n reis en het doek is bar slecht.’
Maar de oude lachte en zei: ‘Je vaart dit schip en anders donder
>C °p-’
Vader hield vol, hij wou niet varen met een drijvende doodkist en toen schold de oude reder hem voor lafaard en beurtschipper. Vader sloeg hem zijn stenen zwijgertje uit zijn mond met al de tanden, die hij nog had en zeilde uit. Bij de Kaap ging het scheef, het volk in Rotterdam zei, dat de Vliegende Hollander hen te pakken kreeg en in tweeën zeilde, maar hij ging ten onder, omdat hij op een lekke schuit stond.’
Stil staart Isaac naar Jannetje.
‘Dat was mijn vader, mijnheer Isaac en dat was 1816 toen ik een meisje was van nauwelijks zeventien jaar. Ik bleef achter met mijn jonge broertjes en zusjes, want moeder stierf vroeg. Toen kwam de oude reder naar Middelburg en gaf ons de gage van vader, die hij verdiend zou hebben als hij weergekomen was. Meer niet. Als kind zag ik erg tegen onze broodheer op en ik was nog dankbaar voor het geld. Ik heb hard geploeterd, mijnheer, om de broertjes en zusjes behoorlijk voor het leven op te voeden en toen op een dag kwam er ook voor mij een stukje geluk. Dat was Jan. Hij was stuurman bij de kleine vaart op Fmgeland en Denemarken, maar hij was een Geus. Hij had eens een dronken kapitein neergeslagen, die een scheepsjongen twaalf slagen met de kat had doen geven en zo kreeg hij een kwade naam bij de reders en weinig werk. Maar hij kende zijn vak, mijnheer Isaac, en wij wilden trouwen, want wij waren erg verliefd. Toen schreef ik aan de oude Van Sliedrecht om een plaats voor Jan en ik beriep mij op de jarenlange trouwe dienst van vader. Hij kreeg een plaats op een Zuid-Amerika-clipper en voor hij uitzeilde zijn wij getrouwd. Veertien dagen was hij nog bij mij aan wal. In dat hete land kreeg hij gele koorts en daar lieten ze hem achter, want het schip moest verder. Hij heeft
58