Er gingen eens vijf en twintig pioniers met de moed der overschatting naar een brug om een riviertje in handen te krijgen. Zij vertrokken beheerst, zeker van hun zaak, bereikten de rivier en vonden een brugbczetting, die minder sterk was dan zij hadden verwacht, bovendien in een ondeskundige opstelling. Hun moed steeg onrustbarend. Zij zouden die stelling wel eens even nemen. Ze gingen te water, elkaar aanvurend met geestige gezegden in hun streekdialect. Tot het eerste salvo er vijf verraste en deed verdrinken. Op slag werd het de moed voor zelfbehoud, want het bereiken van de andere oever zou hun de kans geven niet in het water om te komen en de vijand te overmeesteren. Dan sneuvelden er nog acht. De twaalf overlevenden stonden tot hun schouders in het water te midden van suizende kogels, verzinkend in de modder, verkleumd en belaagd door de snelle stroom. Zij vuurden zo goed mogelijk met de moed der wanhoop, zij die met de moed der overschatting waren uitgetrokken.’
‘Maar mijn beste kolonel,’ interrumpeert Davidson, ‘dat is toch maar één geval uit vele; U kunt met dit avontuur toch niet generaliseren. Ik geef toe, er zijn vele gevallen zo, maar die moed, hoe U die ook bestempelt en sorteert, leidde tot een daad, een heldenfeit, een resultaat voor het leger, de staat.’
‘De overlevenden bereikten de andere oever,’ hervat Isaiic zijn vertelling, ‘omdat de tegenstander niet moedig meer behoefde te zijn. Hij had voldoende ruimte en gelegenheid er vandoor te gaan zonder gevaar gestraft te worden wegens verlaten van zijn post omdat er, reeds verder de rivier op, teruggetrokken werd. Die twaalf waren nu moedige helden, vermeld in een dagorder. De dertien gesneuvelden bleven nog een uurtje helden in de gesprekken van hun makkers en liggen thans in mijn herinnering in die grote rij doden, anonieme zonen van anonieme moeders, die stil haar tranen wegslikten over haar omgekomen kind. Het heldenfeit heeft geen nut gehad, want de keizer ontruimde nog tijdens de veldtocht het veroverde gebied, om zijn tegenstander gunstig voor vrede te stemmen. Hij kwam er nog eens terug, offerde wéér talloze, wanhopig moedige zenuwlijders, om ten slotte het gehele gebied te verliezen. Met een blik op de kaart en een beetje kennis van economie, geschiedenis en volkenkunde, had ieder normaal mens hem dit wrel vooruit kunnen vertellen.’
24