Wanneer Tsaiic de kamer binnenfreedf, wacht de familie in spanning. Omdat de kerkvoogd en zijn vrouw reeds in feestkleding gestoken waren voor dit eerste avondmaal met hun gast, heeft ook de Fuentes nu avondkleding aangetrokkén. Hij verschijnt in kuitbroek, met zilver begespte schoenen, jabot en kanten lubben aan de mouweinden. Hij vindt het gezelschap uitgebre'd met de verlor>fde van Susanne, een lange jongeman met een knap, maar onaangenaam gezicht. De Fuentes beoordeelt hem bij de eerste vluchtige kennismaking als een ambitieuze man zonder veel zelfverwijten en niet kieskeurig in zijn middelen. De gastheer gaaf aan hef hoofd van de tafel zitten en verzoekt Isaiic aan zijn linkerzijde te willen plaatsnemen. Nadat hun gast gezeten is, nemen moeder Rehecca en de kinderen hun vaste plaatsen in en even heerst een afwachtend, haast verlegen zv. ijgen. De Fuentes zet een klein kapie op. Wetende in het huis van een kerkvoogd te zullen wonen, heeft hii dit tijdig aangeschaft. Sinds zijn jongensjaren heeft hij zo’n kapje nier meer gedragen en steeds met ongedekt hoofd voor zijn 1 leer gestaan Davidson zegt de zegenspreuken voor de gewassen. Hij spreekt deze uit in goed Hebreeuws en met volle overtuiging. Dat verheugt Isaac; hij houdt ervan dat, wanneer men dingen doet, deze goed worden gedaan, anders dienen zij te worde n nagelaten. Hij heeft dikwijls de zegenspreuken zonder aandacht horen afdreunen en dan zijn gastheren met zijn mening ontstemd, dat het de Schepper liever was, wanneer men zond r gemurmel op Zijn voedsel aanviel, zoals soldaten na een lange mars, dan dit binnensmonds gemompel als een loftuiting te moeten aanvaarden. Rehecca laat rijkelijk opdienen, want zij is een góede gastvrouw. Na de soep komt het gesprek on gang en de kerkvoogd begint zich behaaglijk te gevoelen.
Kijk cens aan! Hij is het hoofd van dit gezin, een rijk gezin en hij heeft een bijzonder mens als gast aan zijn tafel, ben soldaat, een groot snjdaat zal in zijn huis wonen en hij is parnas en een flink koopman, een knap meisje is zijn dochter en deze lieve kinderen zijn zijn kinderen.
Hij kijkt over zijn tafelzilver, zijn porselein, zijn prachtige meubelen en dan naar Rehecca. Zij is zijn vrouw: al is zij groot en fors en heerszuchtig, zi| is en blijft zijn vrouw. De vreugde m Davidson is haast volledig, ware daar niet de herinnering aan hef herleefde minderwaardigheidsgevoel. Rehecca is volgens
20