dochter, erin toestemde met deze kleine, onaanzienlijke provinciaal te trouwen. Zij dacht hiermede haar vaders zaken te kunnen redden, maar stelde de ondergang alleen enkele jaren uit.
‘Ik heb er in Parijs velen zo gezien en gesproken, moeder,’ zegt Susanne.
‘Dat waren dan toch zeker geen Joodse mannen, Susanne! Ik herinner mij niet, dat tante Josephien ooit over zulke kennismakingen van jou heeft geschreven.’
‘Kom moeder, wat denkt U steeds kwaad,’ bitst Susanne.
‘Ik heb meer ervaring dan jij, mijn kind, en deze opmerkingen passen je niet.’ Susanne bijt zich op de lippen en zwijgt. Zij twijfelt aan haar moeders ervaring, naast vader en in een kleine stad als Rotterdam.
‘Ik vind dit een zeer ongeschikt onderwerp,’ zegt Davidson beslist. Hij heeft zijn houding hervonden en in zijn gevoel heeft hij zijn gezag hersteld.
‘Ja vader,’ is alles wat Susanne nog zegt.
Hij loopt plechtig rond. Rebecca schikt hier en daar iets op de feestelijke avonddis. Men is gespannen en wacht.
Isaac de Fuentes brengt zijn zoon naar bed, nadat een dienstmeisje een avondetentje voor hem op de kamer heeft opgediend. Terwijl de jongen in het grote bed ligt, vermoeid na de lange tocht, zit Isaac even bij hem en vertelt een van zijn lotgevallen. Sinds Esters dood doet hij dit bijna iedere avond. Hij vertelt en belicht de gebeurtenissen en wacht gespannen op de reacties van zijn zoon. Eli luistert meestal aandachtig en Isaac heeft tot zijn vreugde bemerkt, dat zijn jongen zeer intelligent is en een grote dosis gezond verstand bezit. Als de Fuentes opstaat om naar beneden te gaan voor het avondeten, vraagt hij:
‘Eli, wat heeft je tot nu toe getroffen in het nieuwe land?’
‘De schippers, vader. Het zijn goede schippers.’
‘En waar dacht je aan, jongen?’
‘Als ik groot ben, zal ik veel goederen met deze schepen uitzenden, net als grootvader.’
‘Daar is veel geld voor nodig.’
‘Dat moet hier wel zijn, vader, want er zijn hier veel schepen.' Dan strijkt Isaac zijn zoon over de haren en zegt: ‘Nacht, mijn jongen.’
‘Nacht, vader.’
19