‘Nee, nee, Debbie, dat heb ik allemaal niet. Ik wil dus thee,’ antwoordde ik, ook mijn wapenrusting aantrekkend, want Debbie was in een voortreffelijke gevechts-stemming.
‘Quod erat demonstrandum,’ antwoordde ze resoluut.
En ze schonk mijn theekop vol. Ik knikte een paar keer nadenkend, in me zelf verheugd dat Debbie haar gymnasiumtijd nog niet vergeten was. Hoeveel vrouwen en mannen zijn na de schooljaren weer even onderontwikkeld als ervoor? Een pikante vraag. Ik knikte dus nog een paar keer.
‘Heb je een zenuwtic? Of collecteer je voor de zending?’ viel ze weer aan.
Oppassen, Mare, of ze vloert je.
‘Een zenuwtic! Ja, dat is het! Een kunst naast zo’n vrouw,’ riep ik.
‘En die vrouw?’ vroeg ze beheerst.
‘Wat?’ zei ik stom.
‘Die vrouw verdient een koninklijke onderscheiding! Voor moed, beleid en trouw. Vijfendertig jaar leven met zo’n treiter moet worden beloond. Morgenochtend ga je naar het ministerie en je zorgt dat die vrouw haar lintje krijgt,’ zei ze resoluut en beet even op haar lip. Haar ogen twinkelden.
‘Wie moet ik daarvoor spreken?’
‘De minister natuurlijk! Dacht je dat ik een medaille aannam waar alleen maar een lager ambtenaartje aan te pas is gekomen? Mooi kom je voor je vrouw op. Poeh!’ zei ze hartgrondig.
‘Ik zal mijn best doen,’ antwoordde ik onderdanig. ‘Maar als de minister me eruitgooit?’
‘Dan zal ik buiten staan om je op te wachten en je
74