achter zijn handen. Een stoer beeld van een man in verdriet.
Ik pakte hem bij de schouders, leidde hem naar zijn stoel. Drukte hem zachtjes neer. Toen leunde hij met het hoofd achterover, het gezicht nat van tranen. Dodenherdenking. Zonder stille omgang. Zonder beierende klokken. Zonder lastpost.
Shaddaï, schenk hun zielen rust en vrede.
Want zij waren onschuldig.
Dat was het dat ik bidden kon. Mijn lippen bewogen niet.