het zwijgen opgelegd als een middeleeuwer. Het zal altijd hetzelfde blijven. In alles. Vergelijk de historie.’
Opeens sprak hij weer in het Hebreeuws. Ik herinner me Prediker, hoofdstuk i, vers negen.
‘Hetgene dat er is geweest, hetzelfde zal er zijn, en hetgene dat er gedaan is, hetzelfde zal er gedaan worden, zodat er niets nieuws is onder de zon.’
Toen zei hij weer in het Nederlands, terwijl hij naar de vloer keek en langzaam zijn hoofd schudde:
‘Er is geen gisteren, er is geen morgen. Wel te rusten, Mare, en bedankt voor de rit.’
En de wagen reed terug door de nacht. Ik staarde naar buiten. Zag niets. Dacht, en dacht en dacht. Want er is geen gisteren, er is geen morgen.
Ik vrees dat ik in mijn verdere leven er steeds aan zal moeten denken . . .
IIO