Enny Karsten was doodeerlijk en haar patroon moest dat goed beseffen. Ook de plaats van de nota was juist gekozen. Voorin vervaagt hij door de vertelling die volgt. Achterin voelt men zich snel bekocht, als het ver-haal niet zo spannend is.
Het tweede stuk. Afschrift van de geboorteakte van loab Da Fonseca, geboren 4 februari 1896 te Rotterdam. Vader: Josua Da Fonseca, moeder: Tamar Morpurgo.
Het derde stuk. Een afschrift van zijn inentingsbewijs. Waar had zij dat ‘pokkenbriefje’ opgeduikeld?
Vierde stuk. Een uitnodiging van Josua Da Fonseca en zijn echtgenote aan ene meneer Hackou om het Bar-Mitswofeest van hun zoon Joab te komen meevieren. Een stapeltje onbelangrijke papieren, waarin het onbe-langrijke leven van een jongeman tot 1914 werd ge-tekend. Daarna werd het belangwekkender, totdat ik stuitte op een brief.
Liefste,
Morgen is de dag. De familie tucht dwingt me, ik moet vaders ondergang helpen voorkomen. Vergeet mij niet, Joab, maar laat mij getrouw en in vrede mevrouw Levano vjjn. Vaarwel. Ik spen je op mijn plekje, je rechterslaap.
Je Channah.
Ik sprong op. Waarom sprong ik op? Na veertig jaar? Na vijfentwintig jaar huwelijk en vijftien jaar na Chan-nah’s dood en misschien ook van Joab? Na veertig jaar te lezen, dat Channah een mariage de raison sloot, dat met het goud der Levano’s voor mij een bruid was ge-kocht. Hoe had grootmoeder Judith dit bekonkeld? Zo subtiel, dat misschien iedereen het wist, behalve ik, die
82