״Dat was ik. Drie maanden geleden. Herinnert u zich dat niet meer?”
״Ja, ja,” zei ik haastig. ״Ik herinner het mij. Hebt u een hoofdprijs in de voetbaltoto of in een of andere lief-dadigheidsloterij? Die zijn zo talrijk geworden als de sterren aan de hemel.”
״Ik gok nooit.”
״Altijd zeker van u zeil?”
״U bedoelt?”
״Iemand die nooit eens gokt, is naar mijn mening altijd zeker van zichzelf. Heeft u zich soms verloofd?”
In de roos, want zij bloosde. En keek op haar bord. Zij zweeg. Ik vervolgde:
״Kan ik u feliciteren? Wanneer moet uw opvolgster hier zijn?”
״Oh nee, zo ver is het nog lang niet. Ik ken hem net.”
״Een hele verrassing en een grote verandering,” zei ik en dronk langzaam de rest van mijn wijn.
״Ik weet nog helemaal niet of ik het wel zal doen,” zei ze heftig.
״Dus u bent nog niet verliefd?”
״Hij wel,” zei ze fel en vol behagen.
״Dat is dan een stevig fundament,” constateerde ik weer en omdat ik niet meer drinken wilde, gleed ik wat onderuit, mijn benen vooruitgestrekt, mijn handen in mijn zakken.
״ja, als een man niet werft, is het begin al niks,” zei ze.
Dat had ze uit een Duits boek... als een man niet werft. Ik werd een beetje kregel door haar antwoorden en eer-lijk gezegd ook door iets in mijn innerlijk. Was ik een beetje jaloers op die man? Waarom? Ik had toch hon-derdmaal de kans gehad die man te zijn? Vreemd. Een
75