ootmoedig. Wast zijn zonden weg met het zweet van zijn arbeid. De tempel des Heren zal herrijzen, ook in Jeruzalem.”
Ik gaf geen antwoord. Alphonse de Villeneuve heeft zo zijn eigen manier om zijn misnoegen kenbaar te maken. Ik begreep dat hij de Joden van Rotterdam niet vergeven kon, dat zij hun oude synagoge niet hadden herbouwd op dezelfde plaats en in dezelfde stijl. Dat zij een modern complex zalen hadden opgetrokken in een stadsdeel buiten de oude stadsgrachten, al waren die dan reeds jaren en jarenlang gedempt en boulevard.
Hij stak met zijn paraplu in een verpulverde steen, het ding viel uiteen.
״Zo vergaat het een volk, dat zijn traditie verbreekt.”
״Gaan wij, Rotterdamse Joden, uitsterven, omdat wij in de Paetsstraat bidden, in plaats van aan de Boompjes?” vroeg ik.
Hij deed alsof hij mij niet hoorde en vervolgde zijn preek:
״De geest van generaties. De woorden van de vaders en de zonen. Van de vrouwen en de dochters, die zich gehecht hebben aan de muren en de balken, blijven ter plaatse, huizen in de puinhoop en als de mens het om-hulsel heeft hersteld, hechten zij zich weer vast en blijven bij hun kinderen. Wat leeft er daar in jullie nieuwe syna-goge? Slechts het heden, slechts het heden. Het niets!”
Ik staarde naar het gerestaureerde middenschip. Toen liep ik er heen en trad binnen in de kerk en in die kerk zag ik de oude synagoge aan de Boompjes.
...Ik liep weer door het nauwe steegje met grootvader Gideon. Ik struikelde weer over het donkere trapje en
72