en zijn handlangers vermoed. Gelukkig zijn zij, die achter de dood een licht zien en tijdens hun leven zich daarin koesteren.
Ik zal u vertellen van mijn doden, mijn halfdoden, mijn levenden. Het is een verwarrende film van 6 5 jaren lengte. Hij is niet gemonteerd, alle beelden vertonen zich door en over elkaar heen als een vechtende kluwen kwajongens. Ik geloof niet dat er een levensfilm is die netjes gesneden, gemonteerd en nagesynchroniseerd is.
Daarom begin ik de vertoning op een willekeurige dag. Die dag is de vijfde mei van het jaar x-miljoen, nadat deze aarde woest maar niet ledig was.
Op die dag stond ik achter het venster van een directie-kantoor en tuurde over de Maas van Rotterdam. Nu, als vergrijsde vijfenzestiger, vroeg ik mijzelf af hoeveel keer ik gekeken had naar het jachtige leven op zijn rug. Waren het duizend keer of tienduizend?
Maar ditmaal besefte ik dat ik anders keek, dat ik nu een geheel zag en vroeger slechts onderdelen.
Ik zag de stroom die de schepen, de kaden, de kranen, de huizen en de torens verbond. Dat zij één waren met de hemel en zijn wolken, met de horizon die er niet is omdat hij wijkt en wijkt voor iedere stap. Onbereikbaar blijft de horizon. Ik ben Ahasverus, alle mensen, alle die-ren zijn Ahasverus.
Zo dacht ik en het had geen nut.
Voor de tweede keer is een secretaresse kittig binnen ge-stapt. Haar rokje zwierde even. Het leek of zij haar ge-speelde ongeduld wilde betonen. Hooghartig keek zij naar mij, oude man in haar ogen. Zij herhaalde haar bood-
6