vluchtten wij naar Rotterdam. Daar hadden wij bijna drie en een halve eeuw vrede. Tot er weer een psycho-paat de macht veroverde.”
״Arme jullie,” zei ze geroerd en greep weer mijn hand, die ze snel losliet, omdat de ober zich opmaakte om de hoofdschotel te serveren.
״Vertel mij van Tony,” zei ik.
Er kwamen weer tranen in haar ogen. Van dankbaar-heid denk ik.
״Meen je dat nu heus echt?” vroeg zij.
Ik knikte. Een beetje vermoeid, maar dat merkte zij niet of wilde het niet zien. Opgewekt vertelde zij mij van Antonius Smeets. Hoe zij hem had leren kennen op een familiefeestje. Een jonge ambitieuze verkoper van werktuigmachines, bestemd om in de staf te worden op-genomen. Hij was reserveofhcier-vlieger en steeg op als een goed vaderlander tegen de mannen van Goering. In een speelgoedmachientje, zoals mijn zoon Adam. Hij vocht en wist zijn ‘kist’ naar Frankrijk te brengen. Van daar naar Engeland. Opnieuw getraind, goed getraind en toen begon zijn odyssee. Bommen op het Ruhrgebied, bommen op Hamburg, bommen op Berlijn, bommen op Leipzig en als slot D-day, hoewel men niet precies wist wanneer Antonius gesneuveld was. Een verhaal uit duizenden, zoals het mijne en dat van tienduizenden vliegers en miljoenen Joden. In een tijd van massa-produktic zijn ook de verhalen massaprodukten.
״En misschien,” fluisterde Thea, ״misschien lagen wij net in eikaars armen toen hij sneuvelde. Dat... dat... is het Gideon. Dat maakte mij zo treurig en zo nerveus.”
Ik voelde mij driftig worden. Een warme drift. Een beetje verbaasd volgde ik het proces zich ontwikkelen,
67