Ik bewoog niet. Mijn ogen brandden, maar mijn ver-langen was bijna machtiger dan mijn verwonde liefde.
״Kom... en vergeef mij, Gideon. Ik zal niets vragen over jouw verleden.” Ik antwoordde niet. Met gebogen hoofd besteeg zij de trap. Alleen.
Ik bleef in de hall. Zat uren op de kamferkist. Totdat iets in mij wegsmolt. Totdat iets in mij zei: vergeef. Begin een huwelijk niet met een scheiding.
Toen ging ik de trap op, ontkleedde mij geruisloos in het donker. Strekte mij tussen de koele lakens en voelde mij ontspannen. Ik weet niet hoe lang ik geslapen had toen haar warme lichaam zich tegen mij aanvlijde en mij dwong haar te omarmen.
״Vergeef het, vergeet het,” hijgde zij in mijn oor.
Mijn omhelzing was mijn antwoord, haar overgave haar verzekering van on voorwaardelijke trouw...
Ik stond op. Mijn melancholie was voorbij. Veertig jaren scheidden mij van mijn huwelijksnacht. Dwaas om weemoedig te zijn, om terug te verlangen naar het voor-bije, met het onherroepelijke doodvonnis voor ogen.
Ik besteeg de trap naar de slaapverdieping. En opeens had ik het gevoel dat een deur zacht werd gesloten. Had iemand mij beloerd terwijl ik daar beneden op die kam-ferkist zat? Die iemand kon alleen mijn huishoudster zijn. Mijn herinneringen vervlogen als gemorste ether en de kilte der verdamping was om mij heen.
De portier van Gideon Levano & Zonen, de bankiers-firma waarover ik als enige firmant regeer, stapte uit zijn grote 17de-eeuwse kinderstoel in de hall om naar het bordes te snellen en mij te begroeten. Deze ceremonie is
48