Boerin Poenenye bleef kreunen totdat wij de auto’s de weg hoorden opdraaien...
Ik knikte nogmaals. Nog steeds keek de boerin mij lachend aan. Ik zei:
״Gideon Levano weet het nog”.
״Was u bang?” vroeg de boerin.
״Nee, ik had al berust.”
״Zij kwamen om Engelse piloten,” herhaalde boer Poenenye zijn jaarlijkse mededeling. ״Ze hebben me een paar flinke meppen gegeven. Een met een geweerkolf op mijn voet.”
״Hij loopt er nog steeds wat mank van,” zei de boerin en begon de kommen opnieuw vol te schenken. Boer Poenenye keek mij aan en zei:
״Zo iets hadden wij mannen nooit kunnen bedenken.”
״Nee,” beaamde ik, ״nee, dat hadden wij niet.”
Zo iets kan alleen een vrouw die bevreesd is, want vanaf het moment dat ik bij hen onderdook, was de boerin bang. Alleen de Bijbel hield haar op en daarom gehoorzaamde zij haar man. Tot die avond sprak zij nooit veel tegen mij, maar in haar gedachten was zij de hele dag met mij bezig en repeteerde zij wel honderdmaal wat gebeuren moest als de Pruisen zouden komen.
״Het was toch nog een fatsoenlijke mof,” opperde ik.
״Jawel... jawel... alleen bij het vertrek gaf hij mij ook nog een klap in het gezicht,” zei boer Poenenye. Hij zuchtte diep. Zijn grijze ogen onder de borstelige wenk-brauwen werden hard. Hij vergat op dat moment wat er geschreven staat over de linker en de rechter wang.
Na het middagmaal leidde boer Poenenye mij rond door zijn stal, zijn schuren, over zijn erf en een paar wei-
41