tot op haar hemd. In een ommezien lag zij in bed. Toen wenkte zij mij en zei gesmoord:
״In die kast staat een koffertje. Vlug, pak het.”
Ik reageerde snel, stond een beetje onbenullig met een antieke citybag in mijn hand. Weer sprak zij ge-smoord:
״Hier, ga zitten bij mijn bed, dokter Levano.”
Ik begreep haar. En glimlachte. En zat bij haar bed. Wij hoorden boer Poenenye twisten met de Teutonen. Wij hoorden: ״Maul halten. Weg da.”
Dat was het teken voor boerin Poenenye. Zij trok haar knieën op en begon te kreunen en te steunen. De deur werd open geworpen. Een Feldwebel van de Feld-gendarmerie stond uitdagend in het deurgat. Een nostal-gie naar Wallenstein hing in de vorm van een zilveren plaat aan kettingen over zijn borst.
״Was ist denn los hier?” schreeuwde hij.
Boerin Poenenye steunde en kreunde ontzettend en liet haar hoofd heen en weer rollen over het kussen. Toen moest ik in actie komen. Ik riep: ״Ziet u dat niet? Bent u door de oorlog zo afgestompt, dat u niet meer weet wat geboorte is?”
״Mensch,” riep hij dreigend. Hij verstond blijkbaar goed Nederlands.
״Herr Doktor, bitte,” zei ik ijzig.
״Ach so, Herr Doktor. Entschuldigen Sie. Die Hebamme?”
״Ist unterwegs. Danke.”
Ik trof de goede Duitse toon. Hij sloeg zijn hakken tegen elkaar, salueerde, draaide zich om en verliet krijgs-haftig de kamer. Maar wij hoorden toch dat zij, hoewel snel, het gehele huis doorzochten.
40