zelschap kwam toch ook weer het uur onzer gemeen-schap, waaraan een komedie voorafging. Ik nam te midden van haar sibbe afscheid van mijn Thea. Ik liep een eind mee met haar oudste zuster en zwager, ik had beweerd zo graag nog even te wandelen voor het slapen gaan. Dit echtpaar bezat geen auto. Deze weelde bestond niet voor een inspecteur der belastingen. Die eenvoud hield zijn strijdlust op peil en versterkte zijn wantrouwen tegen de opgeschroefde onkostenrekeningen, zeer ten profijte van de schatkist.
Langs een kleine omweg teruggekeerd, kon ik zo binnenstappen, want Thea had de buitendeur op een kier gelaten. Ik vond dat niet zo prettig, het gaf mij het gevoel de 19de-eeuwse galant van een keukenmeid te zijn, die schielijk naar binnen glipte op een door me-vrouw verboden uur. Misschien was ik niet beter dan zo’n vrijer.
Thea wachtte mij op in het halletje, waar een klein kristallen kroontje brandde. Zij wierp zich op mij en kuste mij innig. De rozen en de armband waren nog lang niet uitgewerkt. Zij trok mij speels mee naar de huiskamer, die zij blijkbaar grondig gelucht had, want de tabakswalm was geheel verdwenen en het was er steenkoud.
Zij drukte mij energiek in de grote bergère bij de open haard, die zomers gevuld was met elektrisch ver-lichte glazen kolen, een meesterwerk van kitsch en tech-niek. Soms kon Thea, die een zeer goede smaak had, wel eens foutief kiezen, maar daarvan was zij met geen mogelijkheid te overtuigen.
Toen reed zij het theemeubel binnen. Daarop was een uitgebreid koud souper geëtaleerd. De hele avond had
32