mooie huis, het is pas opnieuw geverfd en je vaders zaken? Moeten wij soms opnieuw beginnen tussen die keiharde Amerikanen?”
Ik zweeg en lepelde mijn soep.
״Geld is niet alles, kinderen,” zei mijn moeder. ״Ik ben ook opnieuw begonnen in een vreemd land. Als naaister op een mansarde, wat later op een atelier tussen rumoerige meisjes. Ik verdiende mijn brood en ik dacht niet terug aan de weelde die ik gekend had als de jonge mevrouw Levano.” Zij hoorden haar niet, want alleen ik kan de stem van mijn moeder horen.
Ik lepelde mijn soep. Zoals in die angstige dagen voor de fatale september van 1939. Ik lepelde toen ook mijn soep iedere dag en sloot de rekeningen van de rijke Jo-den, die naar Amerika vluchtten. En ik stoorde mij aan Channah die zo gehecht was aan haar huis en de antieke notehouten porseleinkast. En nu te midden van mijn doden kwam weer het zelfverwijt. Ik ben toen geen man geweest, geen kerel van beslissingen. Ik heb mij al te graag gestoord aan mijn vrouw en haar angst voor het verlies van onze welstand. Ik ben gebleven, ik was een Jood met geld. Ik ben een Jood met geld en doden ge-worden.
Na een uur heb ik gebeld. Weer kwam Jopie. Mijn bord was nog half vol. ״Lust u niet meer? Wat zonde, dat kostelijke eten,” zei ze spontaan verwijtend. Haar kinderjaren waren karig en goedkoop voedsel geweest.
״Je hoeft verder niets meer op te dienen.”
״Moet... moet het allemaal worden weggedaan?” Er was een begin van volkswoede in haar stem. Ik haalde mijn schouders op.
״Ben u nou echt wel helemaal goed? En die doden, zijn
26