sergeant zijn rekruten, zijn violen waren als honing voor zijn gemoed.
En grootmoeder keek eens uit het venster en zag de gemaaide akker, de zwarte, grijnzende grond. En zij dacht aan haar man, die niet zó gemakkelijk was, en aan de korte tijd, welke nog restte voor dat hij van kantoor naar huis kwam. De keukenmeid en de werkster, en het tweede meisje en grootmoeder, ze stonden verslagen. Maar als de nood het hoogst is? dan komt het idee in het hoofd van het tweede meisje en daar prikten de vrouwen met breinaalden gaatjes in de grond en de geplukte violen werden opnieuw geplant.
Grootvader kwam thuis, na z’n middagthee liep hij trots langs de gelederen, nam z’n grote gieter om z’n violen te begieten.
Het kwam uit, de volgende dag. Het huis was te klein en die avond kreeg grootvader een moot verse zalm als diner, want een zoenoffer moest er worden gebracht.
En het volgende gebeurde ook in grootvaders huis.
Sjoukje, de keukenmeid, had een vrijer. Zij noemde hem haar „galant”. Die keukenmeid was niet meer zo jong en haar vrijer Barend ook niet. En dit was hun beider eerste liefde. Zij, omdat zij wel verlangd had maar niet durfde, hij, omdat hij een sterke verlegen bootwerker was, die voor z’n moeder had gewerkt totdat zij was gestorven.
Nu waren Sjoukjes „uitgaansavonden” onderworpen aan een streng rooster. Twee avonden per week vrij en om half elf binnen. Zondagochtend naar de kerk en zondags na drie uur weer vrij tot elf uur! Dat was traditie en niet alleen bij grootmoeder.
Iets moderns hadden mijn grootouders toegestaan. Woensdagavond mocht Sjoukje niet uit, want dan was het „stierenavond” in oud Rotterdam, De jongelingschap bleek die avond bijzonder woelig te willen vrijen.
Dus op „stierenavond” thuis en het moderne was, dat de ietwat gebluste „galant” bij zijn meisje in de keuken mocht
9°