aan de fontein... en aan de vogels, die op de dakrand zitten en voor hem zingen... gelukkig, Pietro, mijn fatsoen heeft het gewonnen van mijn hartstocht... ik heb dit gezin niet geschonden...
Plotseling begon hij te huilen, zo onbedaarlijk, dat de oude huishoudster kwam toelopen. Samen met Meester Pietro leidde zij hem naar zijn kamer en zij bracht hem een koele drank om te kalmeren...
Achttien jaren gingen voorbij. Weer bezetten Franse troepen Milaan, nadat zij de Zwitsers bij Marignano hadden verslagen en Frans I zijn gezag in Lombardije bloedig had hersteld. De stad was vol troepen, met geweld werd onderkomen gevorderd, de legertros vulde de pleinen en verhinderde de markt-handel.
Dan is het september. Een zoele avond, Meester Giovanni zit in zijn patio. Het schemert reeds tussen de bogen van de omgang, het wordt windstil, soms fluit nog een late vogel.
Er wordt zachtjes op de poortdeur naar de landweg geklopt, meester Giovanni wil opstaan om te openen. Misschien is het een vluchteling... Franse maraudeurs melden zich altijd met geschreeuw en bijlslagen. Maar de poortdeur gaat reeds open en meester Giovanni ziet een vrouw langzaam nader komen. Zij houdt stil onder een boog en kijkt en kijkt naar de beeldengroep...
Giovanni Solari rijst op... zijn hart bonst, want hij heeft haar herkend.
„Monna Lucia!” en hij liep naar haar toe.
„Elerkent u mij, meester Giovanni?”
„Zou ik u ooit kunnen vergeten... Signora.”
Zijn ogen tasten haar gezichtje af en zij ziet zijn schrik. Zij haalt wat moedeloos haar schouders op en antwoordt:
„Het zou niet verwonderlijk zijn geweest, meester Giovanni. Ik weet het, onder het blanketsel leeft een verlepte vrouw. Kijk, meester, wanneer men de gevangene wordt van een Franse bevelhebber, overgeleverd aan zijn geweld en zijn lief-
14