vastberaden en zeiden: „Nou... er zijn erger dingen in de wereld... en de rest van je leven rentenieren?... niet gek!” De Burgemeesters en de Pastoors kwamen in ijltempo bijeen in „Het onnozele schaap” en ditmaal waren het forse forellen die Zijne Eerwaarde van zijn middagslaapje beroofden. Het veldtochtsplan werd grondig gewijzigd. Een vertrouwensman, en dit was de Pastoor van Richard-menil, zou het wereldlijk en geestelijk gezag gaan opleggen aan deze strenge, zelfstandige leerlooiersweduwe, Madame Blanchart uit het dorp Rosières aux Saines.
Germaine Blanchart glimlachte toen zij het briefje ontving waarmee het bezoek werd aangekondigd. Zij ordende wat aan de zware, blonde pijpenkrullen, die slingerdansten langs haar wangen, schikte haar shawl en bekeek zich aandachtig in de spiegel. Zij mocht er nog zijn met haar blauwe ogen, het welgevormde neusje en de vrolijke mond met de kleine, witte tanden.
Zij ontving Zijne Eerwaarde op het terras van haar grote villa. Een aantrekkelijke namiddagkoffie wachtte, zodat de kruistochtgedachten van mijnheer Pastoor ineens minder heftig werden. Madame Blanchart maakte een diepe revérence en verzocht hem te willen plaats nemen in een gemakkelijke rieten stoel. Daarna schonk zij koffie en opende de aanval.
„Welnu, mijnheer Pastoor, u waagt zich in het hol van de leeuwin? En u wilt mij de bezinning terugbrengen?”
„Ik ben net zo onbezorgd als Daniël. En uw bezinning?... was zij gevlucht voor de aanblik van deze huzaar?”
„Ja, Eerwaarde, zijn knappe verschijning herinnert mij eraan, dat er nog iets anders bestaat dan gezouten koeienhuiden. En dan... is het niet héérlijk zijn tweede jeugd te mogen bespeuren, mijnheer Pastoor?”
„Dat is voor mij terra incognita, Madame Blanchart. En gezouten huiden zijn een heel wat rustiger bezit dan een huzaar met fonkelende ogen en een Spaanse puntsnor.”
„En toch trouw ik hem, Eerwaarde.”