hua, voor de wereld heet je Josua. Voor de Roomse wereld van de paus en hertog Karei. Ook voor onze dagelijkse wereld, die van de Marranos. Maar voor onze duizenden jaren oude Joodse wereld blijf je Jehoshua, Je-hoshua bar Ido. Wij zijn nu hier samen omdat je vandaag dertien jaar oud geworden bent en als kerkelijk lid in onze gemeente wordt opgenomen. Je bent nu een volwassen man, een lid van de Kehilla. De Roomse gedachtenwereld is tegen ons; ik kon je geen Hebreeuws leren, noch je uitvoerig vertellen van onze gebeden en onze gewoonten. Daarom zal ik het deel uit de thora voor je zeggen, dat je in normale omstandigheden had moeten lezen voor de gemeente. Daarna ben je Jood - ook zonder dat je besneden bent. Toen je geboren was heb ik dit niet durven laten doen. Wanneer het zou zijn uitgelekt, zou onze familie zijn uitgemoord. Tracht een goede Jood te worden. Trachtl Ha-Kadosh-baroech-hoe zal je de zonden vergeven, die je zult moeten doen om te leven. Want dit is Zijn hoogste gebod: Leef! God kent ons Joodse hart; Hij heeft ons bij voorbaat vrijgesteld van vele van Zijn geboden en inzettingen.’
De tien mannen stonden er onbeweeglijk bij. Ook zij waren Marranos.
Toen zegde Vader mijn deel uit de thora. Eén van de oudste mannen kwam naar mij toe, legde zijn handen op mijn hoofd en zegende mij.
Ik was Jood. Josua Mocatta, de zoon van de gedwongen gedoopte Ido Mocatta, was geworden Jehoshua bar Ido, van de geheime Joodse gemeente van Vlaanderen en Artois.
Vlug vouwden de mannen de gebedsdoeken op. Vader legde ze terug onder het stro. De mannen stegen te paard.
76