del zijn. Waarom moet Hij er dan buiten blijven? Hij geeft mazaal en beracha - die zijn er alleen in de handel. Dus is de Almachtige ook in de handel.’
Voldaan over zijn bewijsvoering keek Gabriël rechtuit over het hoofd van zijn paard, smakte even, streek over zijn kneveltje. Josua Mocatta bekeek hem van terzijde, moest onwillekeurig glimlachen om de zelfvoldaanheid van zijn eerste commies. En de honger die hij demonstreerde door zijn gesmak.
‘Als wij terug zijn zal ik Rabbi Jitzchak ben Avram vragen of je gelijk hebt.’
‘Praat me niet van Rabbi Avram, senhor Mocatta. Die bewijst alles, ja of nee, wat u het liefst hoort. En wanneer u geen ja of nee wilt horen, bewijst hij u dat er nog iets anders is dan ja of nee.’
‘Wat zou dit kunnen zijn, Gabriël?’
‘Twee ja’s of twee nee’s - en één ja en één nee voor hetzelfde, of een stukje ja-en-nee tegenover een ander stukje ja-en-nee samen. Klatschen kan hij - een pracht van een koegel kan hij maken van alle begrippen. En het smaakt nog goed ook - héél goed.’
Josua Mocatta schoot in de lach. Die lach klonk open, oprecht, onbezorgd. Zijn donkere, bijna zwarte ogen vonkten van pret. En ook hij streek vergenoegd langs zijn wangen en kin. En puntte het sierlijk-dunne Spaanse kneveltje.
‘Eet wat, Gabriël,’ zei Mocatta gul.
‘Wat zal Gabriël eten, Reb Mocatta? Eet watl Wat kan dat “wat” dan wel allemaal zijn? Gefillte Fisch, gebraden kip, matzes met pekelvlees.’
‘Gabriël ,wat jouw verwende tong allemaal tegelijk lust, kan je in het zadel niet eten. Behelp je nu met een paar
7°