De nonnen volgden de bevelen zonder medegevoel; deze verwilderde vrouwen stonden te ver buiten hun wereld van plichten en geborgenheid.
Geerte hielp in de keuken, de boerin in de moestuin welke grotendeels de ruime binnenplaats besloeg. Zo verdienden zij hun brood en herberg.
Op een dag schepte Geerte dikke volle melk uit de kuip in de aarden kommen voor het avondbrood. Opeens zag ze de keuken in het ouderlijk huis, ook haar moeder en hoe die breedgÜmlachend haar bijna dwong een kom leeg te drinken. Zij miste opeens die vrouw, haar gulle warmte. Zij speelde mee en mompelde: ‘Ja, moeder, ja, ik zal wel drinken, maar die melk is zo vet en dik. Goed, moeder, goed ... ik zal het doen omdat je zegt: een sterk lichaam komt van goed voedsel.’ Zij dronk een volle kom, en nog een halve. Zij glimlachte voor zich heen en was gelukkig en treurig.
Die avond werd zij ziek. De boerin, die altijd voor bedtijd nog even naar haar kwam kijken en wat toedekte, vond haar met hoogrode wangen, koortsige ogen en droge lippen. De ziekenzuster wist de oorzaak niet, de abdis besliste dat de volgende dag de stadsdc1 ter moest worden verzocht te komen.
De boerin bood aan te waken; er werd besloten dat bij toerbeurt van twee uur de nonnen het zouden doen.
De tweede non die om haar beurt kwam, was een gezellige zware vrouw. Zij vond Geerte in lichte onrustige slaap en nam plaats in de grote kloosterstoel. Zij begon te lezen in een kerkeliik boek, zij begon te geeuwen omdat zij het reeds zo dikwijls doorlezen had en zij weer te veel brood, boter, haring en honing genomen had bij het
49