ik niet meer... maar grootvader had mijn ogen, die ouwe zeerover. Koude zeeroversogen heb ik, daarvoor is die meid als de dood zo bang. Had ik maar warme trouwhartige ogen en stevige lange benen zoals de homan van de voetboogschutters en dat mooie lichaam van... ja, van wie? ... er zijn zoveel knappe kerels hier in de stad ... neem die meid ... je hebt haar in een handomdraai...
‘Geerte van Arcen, misschien heb je aangevoeld waarom ik je ontboden heb?’
‘Ja, mijnheer de schout.’
‘Dit is het tweede verhoor, Geerte. Dat is niet goed, twee verhoren.’
‘Nee, mijnheer de schout.’
‘Weet je zeker dat je je zelf nooit hebt ingesmeerd met een stinkende zalf? Dat je nooit schrijlings op een bezemsteel het venster bent uitgevlogen? Heb je nooit de duivel in de keuken ontmoet en je door hem laten zoenen?’
Ze keek hem verward en angstig aan. Zei:
‘Gelooft u dat nu zelf?
‘Nee. Maar de poorters geloven het en de burgemeesters willen het nu beslist geloven. En de schepenen en de vroedschap geloven alles wat op een bepaald ogenblik in hun kraam te pas komt. Nu komt hun te pas om te geloven dat Geerte van Arcen een heks is. Want je bent een heksje, nietwaar Geerte? Je schept er een onverklaarbaar genoegen in om mannen heet te maken. Om ze dol te maken en dikwijls net dat ene niet toe te staan. En als je het toestaat laat je ze betalen, of je eist de dolste dingen.’
‘Waarom noemt men een arme boerenmeid een heks als zij haar vrouwelijkheid verkoopt voor de hoogst bereikbare prijs? En welke dolle dingen heb ik geëist als
29