mondhoeken naar de punt van zijn kin, tweemaal, driemaal.
‘Ik geloof dat je onrustig bent, Aleid Stevensdochter. De gang door is de keuken. De huismeid zal je wijzen. Kom daarna terug.’
Opeens was de aandrang over, zweet kwam op in haar handpalmen.
‘En?’
‘*t Is over, schout.’
‘Wat wil je, Aleid Stevensdochter?’
Even nog aarzelde zij. Toen:
‘Geerte van Arcen, onze meid . . .zij is een heks.’
‘Een knappe heks.’
‘Voor mannen misschien, schout.’
Uitdagend keek zij in zijn ogen. Zijn handen lagen gestrekt vóór hem op het zware blad van de Gotische tafel.
‘Voor mannen zeker, Aleid Stevensdochter. Voor Joost Kluwer bijzonder. Heksen die hinderlijk zijn voor oudere vrouwen zijn altijd knap. Oude lelijke heksen bestaan alleen voor heel jonge kinderen.’
De maerte zocht naar woorden. De schout knabbelde op zijn onderlip. Vervolgde:
‘Zoals gebruikelijk opent zij ’s nachts het venster. En dan zie je haar uit vliegen schrijlings op een bezemsteel. En ’s ochtends stinkt ze naar zwavel.’
‘Ja...’
‘En je hebt haar in de keuken betrapt in de armen van de duivel, nietwaar Aleid? Een naakte duivel op bokkepo-ten. Stonk erg, hè Aleid?’
‘Ja ... schout.’
‘Wanneer was dat, Aleid Stevensdochter?’
‘Vanmorgen.’