Vorst van de ballingschap

knecht of bellemeisje naar binnen gaat om zijn gelukwens op te zeggen. En dat is goed voor de kleine man, want hij verteert zo het teveel aan oliebollen van de oudejaarsavond en raakt zijn hoofdpijn kwijt, die de jenever, de punch en de bisschopwijn hebben veroorzaakt.

De Buurt viert geen nieuwjaarsdag. Zij heeft haar nieuwjaar reeds enige maanden geleden gehad, de Grote Verzoendag en alle andere hoogtijdagen zijn ook voorbij. Maar iets van het christelijk nieuwjaar houdt haar toch bezig: de kritiek op de dronken gojim. 'Vraag ik, waar dat goed voor is, vraag ik wat d’r gein is om misselijk te zijn van de jenever of de olie van de oliebollen! Vraag ik wat d’r voor menoege schuilt in de sjtank van de bakolie! Ken men nie kiks bakke of gemberbolus, of, fijnder dan fijn, boterkoek? Ken men geen koffie drinke met veel suiker en dikke room, in plaats van al die alcohol? Nah, voor de vertoning één glaassie rooie wijn om mee te klinken om twaalf uur, met koffie klinken gaat nou eenmaal niet, daarin hebbe ze groot rech! Affijn, ze hebbe d’r straf, ze benne nou kotsmisselijk en goddank, vanavond is de herrie voorbij.’

En ze hebben hun gedwongen werkeloosheid, deze onrustige mensen van de Buurt. Daarom gaan zij maar eens bij elkander op bezoek, roddelen van de herrie op het Rode Zand en de Dijk, gisteravond. De dienstbaren polsen elkander of zij de volgende dag hun gelukwensen ook bij de rijke joden zullen aanbieden voor de gebruikelijke fooi en of die het zullen nemen om tweemaal per jaar een op slecht papier gedrukte nieuw-jaarwens te betalen. Men kan het proberen, 'nee hebben we al, en misschien ja benne ze dit keer wat milder’. En dan de jaarrekeningen. Zullen deze vroeg of laat kunnen worden aangeboden, want de fooi hebben zij hard nodig voor een nieuwe jas, schoenen of ondergoed.

Zo tegen de middag verschijnen de dronkaards op straat en hun spel met de dienders is veel gezelliger dan een voorstelling van de Italiaanse opera of de Rotterdamse Komedie.

84