onder de indruk van dit vreemde, verleidelijke en hoogmoedige gezicht, waarin de ogen zo ondeugend overwinnend glansden.
En op een der volgende dagen kwam Elia van Zuiden in de winkel van Lezer. Hij trad langzaam en breed binnen, dat bracht zijn zwarte, gedrongen gestalte zo mee. Hij keek ook langzaam, haast onderzoekend naar de inventaris en toen ineens rechtuit naar Abraham Lezer. Hij draaide zijn snorren op, streek met de rechterhand bedachtzaam langs zijn bakkebaarden. Hij zag er verzorgd uit in zijn dure kleding en zijn gehele doen was vervuld van een zelfverzekerde trots.
„Brammie, ik heb je bemiddeling nodig.”.
,,lk sta nog bij je in de schuld, Elia. Voor de dagen dat Josina bij jullie logeerde vóór ons huwelijk, nu, unbeschrieë, drieëneenhalf jaar geleden. Als het in mijn vermogen ligt zal ik je helpen.”
„Uitstekend, Brammie. Ik wil dat je spreekt met Rachel Houtkruier. Je weet misschien, dat David steeds om mijn Lea heen draait, hardnekkig. En mijn Lea wijst hem niet af, integendeel. Jij zult nu wel zeggen die kinderen, maar Bathseba en ik maken ons ongerust. Het is ons te blijvend en wij willen tijdig een einde maken aan de illusie van een huwelijk.”
„Elia, zover ik weet is Rachel niet melaats, zodat je gerust direct met haar kunt praten en hiervoor geen gezant nodig hebt. Maar afgezien daarvan begrijp ik niet wat er tegen zo’n huwelijk kan zijn.”
„Alles. Die jongen bezit geen cent, want de rijkdommen van Rachel zullen in die drie jaren wel niet zo geweldig zijn geworden. En al was ze nou zo rijk als de dochter van Rothschild, dan weet jij ook wel wat men zegt van Rachel Houtkruier. En daarom wil ik ook niet direct met haar praten.”
„Zo, zo, Elia. Ik wist dat allemaal niet. Wat fluistert men zo liefelijk van de mooie Rachel?”
„Kom nou, Brammie, dat zou jij niet weten? Jij die het ge-
80