„Waarom zou je weggaan bij Vieyra? Je weet toch dat het op z’n minst tien jaar duurt, voordat het eerste stadium van een kleermakersgezel voorbij is? Het stadium, waarin steevast z’n kostuums worden geweigerd?”
„Ik wil niet m’n leven lang met gekruiste benen op een tafel zitten, met pijn in m’n nek. Misschien wil ik wel in de handel, zoals u.”
„Vreemd, David. En ik wilde uit de handel en met gekruiste benen op een tafel zitten, zoals boeddha. En maar denken en beschouwen.”
„Dus ook geen kleren naaien, Brammie.”
„Heeft boeddha kleren gemaakt? Hij heeft maar gezeten, met sholaum, gehuld in meters witte katoen en maar gedacht en gesjmoest. Maar ja, Holland is Indië niet en God maakt maar één keer boeddha. Ik zal voor je rondkijken, David. Misschien wil Elia van Zuiden je hebben.”
Geschrokken kijkt David hem aan en ziet de vreemde flikkering in de grijze ogen.
„Er zijn toch wel anderen,” zegt hij benepen.
„Veel, heel veel, David. Troepen omhoogstrevende joden, die allemaal Rothschild willen worden, met of zonder talent. Maar ik dacht zo, dat het je een omweg zou besparen, mijn jongen. Want het is wel wat laat, als je bij Elia nog moet beginnen, wanneer je officieel met Lea gaat vrijen.”
„Er is niks tussen Lea en mij.”
„David, je hebt Lea beloofd. Daarom behoef je je niet te schamen.”
„Elia van Zuiden zal me niet aanvaarden.”
David zwijgt en staart naar de grond, zijn vingers gebaren nerveus.
„Waarom niet, David?”
„Om moeder.”
„Wat kan er zijn dat Elia van Zuiden je moeder afwijst?” „Brammie, zou boeddha dit gevraagd hebben aan een zoon?” „Ai, mij, David. Weer eens heeft het Opperwezen door je
64