„Brammie, dat Gershom je niet hore.”
„Hij hoort me, Rachel, en hoe. Maar hij stopt zijn oren dicht en ontwijkt me waar hij kan. Jou zal hij niet hebben, Rachel!”
Zijn ogen flikkeren dreigend en hij strijkt langzaam zijn baard, met zijn sterke hand. En zij ziet die hand trillen. Hij komt dicht bij haar staan en kijkt nu mild. Naar haar gezicht en haar hals en het open en-coeur, dat schemert onder de batisten borstdoek. Zij ziet het, trekt met een ruk haar omslagdoek strakker om zich heen en bedekt haar borst. Zij tart hem: „Brammie, je lastert van Gershom. En ik weet nog niet wat ik zal doen. De zorgen worden te groot.”
„Ik waarschuw Gershom, dat hij je niet vraagt. En ik zal omzien naar je zorgen David zal vanaf maandag meer verdienen, veel meer verdienen.”
„Dank je Brammie. Maar het is geen oplossing voor mij. Moet ik hertrouwen als een oude, lelijke vrouw?”
Hij kijkt langs haar heen naar buiten.
„Rachel, hoe oud ben je nu?”
„Vierendertig, Brammie. Ik ben geboren in 1791.”
„En Gershom is vijfenvijftig en ik ... ik ben vierenveertig.” „Brammie?”
„Ja, Rachel, ik. Abraham Lezer begeert je als vrouw. Ik neem je zoals je bent, zonder een stuiver en met drie kinderen, die me veel geld zullen kosten.”
Even sluit Rachel de ogen, even. En bijt op haar onderlip, even. En haar ogen glanzen vochtig, even. En zij slikt, even.
„Brammie, ik zal je niets kosten en mijn kinderen óók niet, want ik neem je niet. Jou met en Gershom niet!”
„Waarom heb je me uitgelokt om je te vragen? Waarom heb je me naar buiten gedreven met de dreiging van Gershom?” Zij lacht nu vreemd met haar donkere ogen en haar blanke tanden, en haar sjaal laat zij vieren, zodat haar borst weer schemert. En zegt: „Dat is m’n recht als vrouw. Ik neem je niet, omdat Josina van Cleeff al twintig jaar wacht op de zes
25