Wat zij besloten lekte niet uit, maar op een dag ontving de rechter-commissaris een brief, waarin hem werd medegedeeld, dat zich in het huis van Stibbe een geheime kluis bevond. Daarin zou de justitie vreemde dingen kunnen vinden. Het gehele huis werd daarop onderzocht, men vond geen kluis, maar wel een valies, verborgen tussen een plafond. Deze vondst was zo belangwekkend, dat de rechter-commissaris er zeer op gebrand werd om de kluis te vinden. Hij Jiet Benaja Stibbe voor zich verschijnen, maar deze ontkende het bestaan van een kluis. De rechter geloofde hem niet en gelastte nogmaals een onderzoek, nu in het bijzijn van verdachte. Hierop had de onderwereld gespeculeerd.
Een rijtuig, waarin twee speurders met Benaja Stibbe, reed naar het huis op de Leliegracht. Toen het vlak langs de huizen reed om een steeg in te draaien, wierp een man vanuit een kelder een korte paal tussen de wielen. De wagen remde plotseling, de paarden schrokken de strengen braken. Uit de kelder klauterde een ploeg jonge kerels te voorschijn en rende op het rijtuig toe. Zij rukten het portier open, sleurden de speurders eruit en sloegen hen met vuistslagen neer. Ook Benaja werd eruit getrokken en een van de mannen nam hem over de schouder als een zak meel. Maar de onderwereld had niet gerekend op de koetsier. Deze dikke goedmoedige huisvader besefte de vernielingen aan wagen en tuig, waarvoor hij weken zou moeten werken. In zijn pelerinejas stond hij op straat te dansen als een dolgeworden beer en sloeg met zijn zweep links en rechts in op de aanvallers. Hij raakte ook de man, die Benaja droeg en trof hem met een felle slag midden in het gezicht. Benaja gleed van zijn schouder, de man sloeg van pijn de handen voor de ogen.
Het werd een vreselijk tumult. De razende, zwiepende koetsier, de op de been gekrabbelde speurders, die hun pistolen afschoten en floten om assistentie, die toegestroomde pakhuisen dekknechten, de klerken en de winkeliers, als een menselijke ring om de scène, het was luguber en amusant.
186