Maar wij dwalen af, wij zijn bij die inbraak in Gelderland.”
„Ik verzoek je de eerbied voor de overheid niet uit het oog te verliezen. Wie verhoort er hier, jij of ik?”
„U, mijnheer de commissaris. Maar het is mijn zaak, mijn leven, mijn toekomst.”
Weer staat de commissaris op, wist zich luchtigjes het voorhoofd af met zijn zijden neusdoek. Zegt dan bars tegen de klerk: „Heb je dat allemaal opgeschreven, Vermeulen?”
„Ja, jawel, commissaris.”
„Leg dat blad in m’n schrijftafel en begin op een nieuw. Het verhoor van Benaja Stibbe, inzake de inbraak bij de juwelier Zwiers in Zutphen.”
Dan stelt de politieman zijn scherpe, vakkundige vragen en de diefstal komt op papier; de organisatie, de uitvoering, de helpers, een inventaris van de buit.
„Minstens drie jaar, Stibbe,” besluit hij.
Hij riep en de wacht voerde Benaja Stibbe terug naar de cel.
In juni kreeg Abraham Lezer bericht van zijn Londense commissionair, dat daar een zeer belangrijke antiekveiling zou worden gehouden. Beroemde schilderijen van oude meesters zouden onder de hamer komen. Daarom vroeg Abraham aan zijn zwager Belmonte of hij mede wilde gaan, reeds jarenlang wilde Manuel Oudhollandse meesters bijkopen. Het was voor Manuel een welkome afleiding in zijn tamelijk monotone leven; reizen deed hij niet veel meer, omdat het hem te veel vertoning leek om in een rolstoel door Europa te worden vervoerd. Alleen ’s zomers ging hij met plezier op reis, ter wille van Mir-jams vakantie.
Maar nu dacht hij er anders over. Schilderijen waren zijn hartstocht en het was wel eens hard nodig om zijn Engelse relaties en commissionairs zijn gezicht te laten zien; er waren enige affaires, die de machtige opdrachtgever niet aanstonden.
Abraham vond het overbodig, dat twee kamerdienaars zouden meereizen; hij kon best voor zijn zwager zorgen, zou hem overal heenrijden en hem ’s avonds te bed helpen. Maar
184