Rietborn, die ik niet kon helpen. Begrijp je me? Ma-nuel?”
„Ja, zwager. Ik begrijp dat je krampachtig vecht voor je zelfverering. Voor je stempel van nette koopman. Jammer, dat even die grote koopman naar buiten kwam, die duivelse koopman, die je netjes aan de ketting had. En dat ik dat nu juist moest zien.”
„Mani, hou op . ..”
Het vonkt in Manuels donkere ogen, terwijl hij langzaam zijn kneveltje punt met zijn slanke vingers. Dan zegt hij tergend langzaam: „Koop tabak, Abraham Lezer, nu! Van het huis Belmonte, ondershands van zeilende partijen. Want de tabak zal oplopen, zwager, duur zal de tabak worden. Je kunt een vermogen verdienen.”
Het zweet breekt uit bij Abraham Lezer en daarom wist hij zich het voorhoofd af met z’n zijden neusdoek. Opeens rinkelt Manuel met de zilveren tafelbel; de huisbediende verschijnt onmiddellijk.
„Breng sherry, Gerard. Extra dry.”
En Manuel kijkt met z’n vonkende ogen almaar naar de transpirerende Brammie, die zijn klare ogen heeft neergeslagen. Misschien voor het eerst in z’n leven.
„Duivel,” gromt Abraham Lezer.
„En z’n moer,” lacht Manuel, „nee . .. niet z’n moer. En zijn zwager!!!”
En toen het half september was geworden, kwam Abraham Lezer op een avond thuis en ging aan z’n tafel zitten. Josina breide aan haar eeuwige kinderkleertjes. Stil tikten de pennen, zo nu en dan wierp zij een verstolen blik naar haar man, die geamuseerd haar bedrijvigheid gadesloeg.
„Waar zijn de kinderen, Sien?”
„Uitgenodigd, bij Elia van Zuiden. Hij viert weer een of ander jubileum. Laat ze maar plezier hebben.”
„Zouden wij ook niet eens wat plezier maken, Sien? Dan
175