ach, Mani, dat zal niet opwegen tegen de winsten op die geanimeerde partijen.”
Met een ruk keert Manuel Belmonte zijn gezicht naar dat van Abraham Lezer. Met verbazing kijkt hij naar zijn zwager, die wat achteloos over zijn baard strijkt.
„Brammie!! Wat is dat voor een nieuw facec? Ben je je roeping misgelopen?”
„Mani, wat ik voorstel, is de mening van een sluwe koopman, niet die van een groot koopman. Ik ken mezelf.”
„Zo, Brammie, weet jij zo precies de grens tussen een sluw en een groot koopman? Laat ik je dan zeggen dat die grens niet bestaat. Soms is een transactie sluw en toch groots. Weet je, men kan zaken doen als een distribuant, een mannetje dat netjes van goederen koopt en die keurig rondbrengt met een winstje bij z’n klantjes. Slof, slof, iedere dag een guldentje bij het kapitaaltje, totdat de schaapjes op het droge zijn. Maar er is ook een koopman, die winst speurt in één idee, een eenmalige transactie die goud oplevert en voor de naapers treurige verliezen kan brengen. Voor zulke transacties moet men sluw zijn. Sluw en groots.”
Manuel heeft de ogen gesloten. Hij mijmert voort op zijn gedachten, die feller zijn geworden sinds zijn invaliditeit. Hij overdenkt snel enige transacties, die het huis Belmonte de laatste tijd heeft gedaan. Zaken, die hij vroeger niet zou hebben aangedurfd, maar die hij door zijn gedwongen zitten heeft uitgedacht en uiteengerafeld tot de kleinste details. Zijn raffinement in zaken is zeer verscherpt en de handel is bevreesd en ootmoedig geworden voor het huis Belmonte. Manuel glimlacht nu om zijn macht, als hij de ogen weer opent en kijkt in het strenge gezicht van Abraham Lezer.
„Een pikante gedachte, zwager Abraham, een zeer bijzonder venster heb je geopend voor de tabaksaffaires. Ik zal met Riet-born praten.”
„Mani, ik heb misschien iets gezegd, dat beter verzwegen had kunnen worden. Maar ik deed het ter wille van de oude heer
174