reis. Van Parijs over Gent naar Rotterdam, waar het grote huis aan de Zuidblaak op hen wacht. Jolanthe hield toezicht, toen het talrijke personeel dit huis met zijn kostbare inboedel van kelder tot vliering reinigde en verzorgde. Tobias van Cleeff maakte nog eenmaal de reis van Amsterdam naar Rotterdam, om te zien of alles volgens het huwelijkscontract in orde en opgeleverd was. Want naar de letter is de aristocraat het contract voor zijn dochter nagekomen. Hij ontmoette Jolanthe toen nog eens en hun gesprek ruimde veel misverstanden op, zodat zij elkander zijn gaan waarderen. Zelfs heeft de oude heer bij haar gedineerd en gelogeerd; en toen bij het afscheid de oude patriarch haar zijn benige hand reikte, maakte Jolanthe een kleine révérence. Iets, dat zij zich nog slechts uit haar jeugd kon herinneren.
De avond begint reeds te vallen, als de koetsen Dordrecht naderen. Manuel wil daar logeren en de volgende dag doorrijden naar Rotterdam, de etappe vanaf Gent was hem lang genoeg.
Voort rollen de koetsen in de duisternis, die niet volledig is in deze voorjaarsnacht. Het vierspan briest, schuim uit de bekken spat op hun borsten, de lijven dampen. De koetsiers knopen hun pelerinejassen dicht tot aan de hals, zetten de brede kragen op, kijken op de weg en de deinende paarde-lijven, die zich hechten aan de schemerige duisternis. En in de wagen leunt Manuel achterover en staart door het venster naar het laatste vage licht aan de horizon. Hij overdenkt zijn leven, zo nu en dan kijkend naar de slapende Mirjam, wier blonde hoofdje rust tegen zijn schouder. Zijn handen steunen op zijn degenstok, die klem staat tegen de zitbank aan de overzijde, waarop een klein valies ligt. Hierin bevinden zich zijn papieren, kredietbrieven, contracten, paspoorten, Ook geld zit er in dat valies, niet veel, want het Belmontecrediet zou hem zelfs veroorloven zonder te reizen; en dan nog Mirjams juwelen, haar huwelijkscadeau, een grote waarde.
Hij denkt aan zijn maitresse Rachel, met wie hij voor het
134