me wel goed geschilderd. Maar hoe kan het ook anders, een kenner zoals jij koopt alleen vakwerk.”
„Dit schilderij is niet te koop. De gelijkenis met Rachel Houtkruier is te frappant.”
„Wie bescherm je nu, Brammie? Mirjam van Cleeff of mij?”
„Beiden,” zegt hij opeens hard, „beiden. Vergeet niet, Rachel Houtkruier, ik ben nog steeds Abraham Lezer, die sommige dingen in dit getto niet duldt. En die zijn wil oplegt, als het nodig is, en in bescherming neemt die rirw wordt aangevallen. Ik wens geen hoon over Manuel Belmonte, ik verlang, dat jullie verhouding eindigt. Dit geheim, dat ook je zoon David kent en waarnaar de Buurt gretig gist.”
„Brammie .. . weet David?”
„Ja, en hij vecht om jouw eer en om zijn jonge liefde voor Lea van Zuiden. Ik zal hem steunen, zoveel ik kan. Elia van Zuidens tegenstand is gebroken.”
Zijn ogen flikkeren gevaarlijk en hij strijkt nadenkend en dreigend zijn baard.
Zij kijkt hem begrijpend aan en zegt: „Dank je, Brammie. Waarom deed je dat?”
„Ik heb aan vroeger gedacht. Aan de hardwerkende kuise Rachel van Jacob Houtkruier. En zo zal ik haar blijven zien, ter wille van David en Tamar en Uria. Ga nu, Rachel, ik heb niets te koop voor je lief.”
Het gelukte haar om waardig als een vorstin zijn winkel te verlaten, want de Straat loerde intens, versterkt door de vrouwen en meisjes van de Buurt. Maar thuis kwam de huilbui, gierend; die uren duurde en de meisjes van het atelier durfden niet naar huis te gaan.
En in zijn winkel stond Abraham Lezer en tikte met het toledodolkje in de palm van zijn hand. Zinnend legde hij het terug tussen de oude munten en het zilveren speelgoed.
Die nacht sneden vaardige handen enige ruiten uit de etalage
125