„Ja, Klaasje, ik ga. Ik zal de koek nu in de oven schuiven en let erop. Een half uur, niet langer, anders is ie steenhard.”
„Ja, juffrouw Mirjam,” antwoordt zij stuurs. En als Mirjam de keuken heeft verlaten, vonkt het boosaardig in haar ogen. De koek zal een half uur in de oven blijven, geen minuut langer. Maar in wat voor een oven! Een hellevuur, want hoewel Klaasje goed koken en bakken kan, is zij het opeens verleerd en dat zal duren zolang juffrouw Mirjam in dit huis zal zijn.
Als Mirjam bij haar zuster binnenkomt, richt Josina zich moeizaam op, want zij is nog erg zwak. Zij zegt: „Mirjam, kom eens bij me zitten. Hier op de bedrand.”
Mirjam kijkt verbaasd; zij kunnen samen wel goed ópschieten maar het twintigjarige leeftijdsverschil is toch zo groot, dat Mirjam zich als een dochter voelt. Te meer omdat zij haar moeder nooit heeft gekend.
„Kijk maar niet zo verwonderd en angstig, Mirjam. Ik heb niet zo heel veel belangrijks te zeggen. Luister eens, je bent een onervaren meisje, maar Manuel is geen onervaren man. Daarin schuilt een gevaar, want als hij je vervelend gaat vinden ben je hem kwijt. Begrijp me goed, niet z’n naam, noch z’n vermogen. Hij zal een hoffelijk echtgenoot blijven, maar... met maitressen.”
Josina zinkt terug in de kussens, het praten vermoeit haar toch veel meer dan zij dacht.
„Ja, Josina.”
,,’Ja’, dat is geen voldoende antwoord, Mirjam. Tracht jezelf op te voeden tot een ervaren vrouw, die zich in de wereld van de Belmontes soepel en als vanzelfsprekend kan bewegen. Het is wel jammer, dat je voordien geen mannen hebt gekend.”
„Ja, Josina.”
Nu heft Josina zich weer moeizaam op, er was iets in Mir-jams stem. Zij kijkt onderzoekend naar haar zuster, die bedrijvig en onnodig in de kamer bezig is; kaarsen snuit, het vuur in de haard zuivert, zwart-witjes recht tikt, de kanten bedde-sprei naspeurt op een tarn.
104