ham Lezer, want hij heeft een grote waardering en gevoel voor allure. Abraham Lezer staat op.
„Kom, schoonvader, kom Jochanan.”
„Wilt u niets gebruiken?” vraagt Jolanthe verbaasd. Zij trekt schielijk aan het belkoord naast de schoorsteen en de tussendeuren naar de eetzaal gaan direct open, waar een schitterend gedekte tafel is te zien, verlicht door tientallen kaarsen.
„Mevrouw, ik zou me voelen als een kannibaal,” zegt Abraham scherp.
Jolanthe bijt zich op de lippen, Ignaz kijkt naar de grond, geërgerd. De butler komt en leidt de gasten naar de hal. Als zij in hun rijtuig zijn gestapt, de palfreniers snel op hun plaatsen zijn gesprongen en de paarden aantrekken, dan maken Jolanthe en Ignaz een lichte buiging tot afscheid. De hoge straatdeuren worden gesloten en Jolanthe trekt huiverend haar kostbare sjaal wat vaster om de schouders, als zij de marmeren gang doorlopen en naar boven gaan, direct naar hun slaapkamers.
Zij spraken geen woord.
Josina en Mirjam. Josina ligt te bed en Mirjam is bezig in de keuken, want zij wil vanavond nog een vruchtentaart bakken. Dat is wel niet nodig, want er is nog een trommel vol met boterkoek, maar Mirjam wil iets te doen hebben om haar nervositeit te overwinnen, nu deze avond over haar lot wordt beslist. De keukenmeid kijkt stuurs toe; zij is geen vriendin van Mirjam, die haar verdrong uit haar verpleegstersrol. Een rol die haar toestond een groot gedeelte van haar dagelijks werk over te dragen aan het kamermeisje en de werkvrouw. Zij kijkt hoe de gracieuze Mirjam het deeg kneedt en vormt, dan wordt haar opgedragen het vuur in het fornuis iets te temperen, zodat de oven niet te heet zal worden. Dan horen zij de zilveren handbel op Josina’s kamer, de huisvrouw heeft stellig iets nodig. De keukenmeid gaat naar de slaapkamer, gemoedelijk langzaam en als ze in de keuken terug is, zegt zij kortaf: „Mevrouw vraagt of u komt.”
103