69
Eva lachte. Die Vader zei altijd het omgekeerde van wat hij bedoelde.
״Weet je nog, wat alles op de seiderschotel beteekent?” vroeg Vader aan Eva.
Nou, of ze het wist! Die blaadjes, die waren een beetje bitter, als je goed proefde; dat was, omdat de Israëlieten het zoo naar hadden gehad in Egypte. En dat beentje, dat was in plaats van een lam, dat ze vroeger op Pesach slachtten; en het ei was ook in plaats van een offer. En de garouses, — dat was in plaats van al de kalk, die ze in Egypte moesten maken, want ze moesten er zoo hard werken. En de matzes, omdat ze toen geen tijd hadden, toen ze uit Egypte weggingen, om brood van hun meel te maken.
״En die kussens dan?”
״Nou,” zei Eva, ״u bent zoo’n beetje een koning, omdat u de vader bent hier in huis, en vroeger zaten de koningen en de deftige menschen alle-maal met hun elleboog op een kussen.”
Wat wist Eva alles goed!
״Je hoeft eigenlijk niet ״ ״ma nisjtanno” ” te vragen,” zei Vader, ״want je weet al alles.”
״Mag Jaap het dan doen?”