38
Hij wist zelf niet goed meer, wat hij ge-schre-ven had*
„Een mooi-e brief/' zei moe-der*
„Maar van-daag kan ik geen pan-ne-koek meer bak-ken*
Een an-de-re keer*
Goed?”
„Ja ” zei Wim*
„Mag ik nu den brief in de bus gooi-en? Dan is de zak van uw schort de brievenbus*”