23
Klom-pe-voet-j es.
Klos-se — klos-se — klos-se — klos, Gaat het op de steen-tjes*
Mien-tje stapt maar ste-vig door,
Met haar ster-ke been-tjes*
Mien-tjes klomp-jes zijn zoo wit Als haar ei-gen tand-j es;
Mien-tjes kous-jes zijn zoo bruin Als haar ei-gen hand-jes*
Mien-tjes schort is nèt zoo schoon Als haar rond ge-zicht-je;
In haar oog-jes, al-le-bei,
Heeft ze een heel blij licht-je*
Mien-tje draagt een mooi, blauw lint Om haar blon-de staart-je* —
En waar-om? — Wel, Mien-tje gaat Straks naar tan-te Klaar-tje!