10
„Dank u wel voor het be-ter ma-ken, hoor!”
En toen ze bin-nen kwam, riep ze te-gen Moe-der:
„Moe-der, hoort u eens hoe knap mevrouw van den dok-ter wel is!
Dok-ter had geen tijd.
Toen heeft % ij pop be-ter ge-maakt*
Had u dat wel ge-dacht, dat ze zóó knap was?”
Wat zet-te moe-der groo-te oo-gen op!
Ze had ze-ker niet kun-nen den-ken, dat me-vrouw van den dok-ter zóó knap zou zijnl