43
nu niet meer no-dig was*
12. Al-le-maal pret.
Hop — hop!
Wat had het veu-len in de wei een pret!
De zon scheen*
En het gras was zacht en lek-ker*
En het veu-len mocht zo veel dan-sen en sprin-gen als het maar wou*
Hop — hop!
Hup-sa, hups!
Wat had het lam-me-tje in de wei een pret!
Het dans-te om zijn moe-der heen*
Zijn wit wol-len vel-le-tje was net warm ge-noeg*
Niet te warm*