26
der-tjes ?
Wel een stuk of tien»
Zo, zo!
Zijn het nog al zoe-te kin-der-tjes ?
O, het zijn schat-jes*”
Daar kwam moe-der binnen*
Die wou haar ko-men in-stop-pen*
Moe-der schrok*
Daar was een vreem-de da-me op Toos haar ka-mer!
Maar Toos ver-tel-de gauw, dat zij het was*
Want da-mes wor-den niet in-ge-stopt door moe-ders*
En dat wou ze niet graag mis~sen!