92
mee houden. Ze oordeelen naar de proefwerken en als die verknoeid zijn, nou, dan ben je gepiept.”
„’t Lijken wel machines. Ze wisten toch net zoo goed als wij, hoe knap Veerders was!”
„Wat maak jij je daar druk over,” kwam opeens de teemige stem van Thea. „’t Lijkt wel of je verliefd op Veerders bent!”
Greet keerde zich met een ruk naar Thea om. Ze zag heel wit.
„Bah!” zei ze alleen maar en liep weg.
Maar Marthi liep Greet achterna en pakte haar bij den arm.
„Toe, Greet, ’t zou vanmiddag een féést zijn!’r smeekte ze.
Greets lip trilde.
„Als het zóó’n misselijke boel is hier op school,”' zei ze heesch en ingehouden, „als ze denken dat je verliefd bent, zoodra je een beetje menschelijk gevoel hebt, — bah, dan wil ik nog liever hier van school af.”
„’t Is toch alleen Thea maar. Je weet toch wely dat wij niet zoo denken. Toe, Greet, ga nou even. mee terug naar de andere meisjes. We hebben mekaar nog niet eens gefeliciteerd en prettige vacantie gewenscht.”
Greet slofte langzaam en lusteloos mee terug naar de meisjes. Die stonden wat ontdaan bij elkaar.
„Ouwe, niet flauw zijn,” zei An, met een slag op Greets schouder, die haar bepaald wat opmon-terde. „We zijn over, en een misselijk gezegde van één wicht kan je toch niks schelen.” — En, met een preekerig air: „Daar moet je bóven
staan!”